Terwijl ik dit schrijf ben ik iets meer dan twee weken verwijderd van de New York Marathon. Het is een beetje een rare periode in de voorbereiding naar zo’n marathon, want de hoeveelheid training neemt drastisch af. En toch is het belangrijk om straks goed de 42 kilometer en 195 meter goed te kunnen volbrengen. Misschien bevat het ook wel een mooi inzicht voor hoe jij in je werk staat, daarover later meer.
Hoeveel train jij?
Dit is zo ongeveer de meest gestelde vraag als mensen horen dat ik de marathon loop. En de grootste verbazing komt als ik zoals vandaag moet bekennen dat ik nog maar twee keer per week train, nog geen 40 kilometer in een hele week. Maar zo doen marathonlopers dat, in de laatste weken krachten sparen voor de belangrijke dag.
Moet je niet meer trainen?
Toen ik 25 jaar geleden net begonnen was met marathons, was ik er nog van overtuigd dat ik nooit genoeg kon trainen. Op een zeker moment trainde ik elke dag en om nog meer gelegenheid te hebben, sloot ik me aan bij een triatlon-club in oprichting. Daar trainden we ook eens per week op de atletiekbaan en ik ging altijd voluit. Misschien om te laten zien wat ik in mijn mars had, maar zeker ook vanuit de overtuiging dat je altijd moest proberen harder te lopen dan je tot dan toe al deed. Van een rustige duurloop begreep ik het nut niet, daarvan werd je toch niet sterker? En zeker als mensen het dan over een “langzame duurloop” hadden, barstte ik in lachen uit: wat een tijdverspilling!
Meer is niet altijd beter.
Toch ben ik jarenlang niet echt opgeschoten met dat vele en alsmaar harder trainen. De resultaten bleven bij een soort glazen plafond steken en dat frustreerde. Het zorgde er ook voor dat ik na verloop van tijd stopte met dit vele sporten, de lol was eraf.
Toen ik een jaar of tien later de draad weer oppakte, merkte ik dat ik een luie loper was geworden. Omdat mijn broer vroeg of ik mee wou doen aan de halve marathon in Utrecht, vond ik dat wel een mooi moment om weer wat meer te gaan bewegen, maar ik bleek dat doel te bereiken met slechts één training per week. Blijkbaar had mijn lichaam nog onthouden hoe dat hardlopen werkte. De volgende mijlpaal, de marathon in Berlijn, deed ik op drie trainingen in de week. Twee rondjes van circa 10 kilometer en een langere afstand in het weekend. Meer niet, volgens alle trainingschema’s absoluut onvoldoende. Zo ben ik doorgegaan en een volgende marathon in Dusseldorf liep ik niet eens zoveel langzamer dan mijn PR dat ik 20 jaar daarvoor had neergezet.
Zo werkt het ook.
Het is ook in je dagelijks werk soms zo verleidelijk om hard te werken, in de veronderstelling dat je dan meer resultaat boekt. Maar misschien merk je ook wel dat de resultaten dan vaak juist tegenvallen. Of dat je op het moment dat het er juist toe doet, geen puf meer hebt om een topprestatie te leveren. En toch neigen we dan vaak om nog beter ons best te doen of langere dagen te maken, misschien vooral om te laten zien dat je er alles aan gedaan hebt. Oftewel, om een negatief oordeel van buitenaf voor te zijn.
Iedereen kent wel het gevoel dat je na een poos hard werken ook weer eens toe bent aan vakantie of op zijn minst een moment om de batterij op te laden. Zodat je daarna weer volop beschikbaar bent om je klussen te klaren. Dus soms heb je dat te doen. Een ander goed idee is om kritisch naar je manier van werken te kijken. Misschien werk je wel veel en hard, maar ook inefficiënt. Niet voor niets zijn er in Zweden initiatieven om een 6-urige werkdag in te voeren, omdat men dan productiever blijkt te zijn. Of ben je met veel zaken bezig waarvan het nut twijfelachtig is, maar als een soort vanzelfsprekend patroon is ingesleten.
Doe dus net als een marathonloper in de voorbereiding: doe wat nodig is om je doel te bereiken en stel jezelf ook doelen waarvan de benodigde inspanning voor jou acceptabel is. En neem ook af en toe gas terug zodat je daarna weer kunt vlammen en triomfantelijk de finish bereikt!